The Last Days of Jesus

Day 5

By april 7, 2023 mei 30th, 2023 No Comments

The Last Days of Jesus

Day 5 / 11

Johannes 19:17, Lukas 23:26, Markus 15:21 Lukas 23:27-32, Mattheüs 27:33-34, Lukas 23:33-34, Markus 15:25, Johannes 19:19-27, Mattheüs 27:38-43, Lukas 23:36-43 Het BOEK

Het is vrijdagmorgen, omstreeks 9:00 uur, Jezus loopt door Jeruzalem en Simon wordt opgedragen het kruis achter Hem aan te dragen

“Zij namen Jezus mee en brachten Hem naar een plaats buiten de stad. Die plaats heette ‘de Schedelplaats’ of in het Hebreeuws ‘Golgotha’. Jezus droeg Zelf Zijn kruis.”

Onderweg dwongen de soldaten een zekere Simon van Cyrene (de vader van Alexander en Rufus), die net van het land kwam, het kruis achter Hem aan te dragen.”

“Er liep een hele massa mensen achter Jezus aan. De vrouwen huilden en jammerden. Jezus keerde Zich om en zei tegen hen: “Vrouwen van Jeruzalem, huil niet om Mij. Huil om uzelf en om uw kinderen. Er komt een tijd dat de vrouwen die geen kinderen hebben gehad, benijd zullen worden. In die dagen zullen de mensen erom smeken dat de bergen op hen vallen en dat de heuvels hen bedekken. Want als dit met Mij gebeurt, wat zal u dan overkomen?” Twee misdadigers werden samen met Hem naar de plaats van terechtstelling gebracht.”

“Zo kwamen zij bij de heuvel Golgotha, dat betekent ‘Schedelplaats’. De soldaten gaven Jezus wijn met een pijnstillend middel erin. Maar toen Hij ervan proefde, wilde Hij het niet drinken. ”

“‘Schedel’ of ‘Golgotha’ heette die plaats. Daar werden ze alle drie gekruisigd. Jezus in het midden en de twee misdadigers aan weerszijden van Hem. “Vader,” zei Jezus, “vergeef het deze mensen. Zij weten niet wat ze doen.” De soldaten verdeelden Zijn kleren onder elkaar door erom te loten.” “Dat was om negen uur ‘s morgens.”

“Er werd een bord aan het kruis bevestigd, waarop Pilatus had laten schrijven (in het Hebreeuws, Latijn en Grieks) “Jezus van Nazareth, de Koning van de Joden.” En vele Joden lazen dat, want de plaats waar Jezus gekruisigd werd, lag niet ver buiten de stad.

De priesters zeiden tegen Pilatus: “U had niet moeten schrijven: ‘De koning van de Joden’, maar: ‘Hij heeft gezegd dat Hij de koning van de Joden is.” “Wat ik geschreven heb, blijft staan,” antwoordde Pilatus.

De vier soldaten die Jezus aan het kruis hadden geslagen, verdeelden Zijn kleren onder elkaar. Zijn onderkleed was naadloos geweven en daarom zeiden zij tegen elkaar: “We moeten het maar niet in stukken scheuren. We gaan erom loten.” Dat klopte met wat in de Boeken staat geschreven: “Zij hebben mijn kleren onder elkaar verdeeld en om mijn onderkleed geloot.”

Jezus’ moeder stond met haar zuster, Maria van Klopas en Maria van Magdala bij het kruis. Jezus zag Zijn moeder staan bij Johannes, Zijn beste vriend. “Kijk, hij is uw zoon,” zei Hij tegen haar. En tegen Johannes zei Hij: “Zij is uw moeder.” Van toen af aan nam Johannes haar bij zich in huis.” “Die morgen werden er ook twee rovers gekruisigd, de een links en de ander rechts van Jezus.

De mensen die voorbijkwamen, scholden Hem uit en schudden hun hoofd. “U zou toch de tempel afbreken en in drie dagen weer opbouwen?” hoonden ze. “Als U de Zoon van God bent, red Uzelf dan! Kom van dat kruis af!” (41-42) De mannen van de Hoge Raad lieten zich ook niet onbetuigd. “Hij heeft anderen gered,” spotten ze. “Maar Hij kan Zichzelf niet eens redden! U bent toch de koning van Israël? Kom eens van dat kruis af. Dan zullen we in U geloven.  Hij vertrouwde toch op God? Als God zoveel met Hem opheeft, laat Die Hem dan komen redden. Hij is immers Gods Zoon?”” “De soldaten lachten Hem ook uit en gaven Hem zure wijn te drinken. Ze zeiden: “Zeg, koning van de Joden! Red Uzelf!” Boven zijn hoofd hing een bordje met de woorden: “Dit is de Koning van de Joden”. Eén van de misdadigers die naast Hem hing, zei spottend: “Zo, U bent dus de Christus? Bewijs dat eens. Red Uzelf en ons.”

Maar de ander snoerde hem de mond. “Heb je nu nog geen ontzag voor God, zo vlak voor de dood? Wij krijgen ons verdiende loon, maar deze Man heeft niets verkeerds gedaan.” Hij zei tegen Jezus: “Jezus, denk aan mij als U in Uw koninkrijk komt.” Jezus antwoordde: “Vandaag zult u met Mij in het paradijs zijn. Daar kunt u zeker van zijn.””

Lukas 23:44-45, Mattheüs 27:46-47, Johannes 19:28-29, Mattheüs 27:49, Johannes 19:30, Lukas 23:46, Mattheüs 27:51-54 BOEK

Vrijdagmiddag ± 15.00u, Het sterven van Jezus

Tegen de middag werd het in het hele land donker. Dat duurde tot een uur of drie. Het zonlicht was weg. “Om ongeveer drie uur riep Jezus: “Eli, Eli, lama sabachtani?” Dat betekent: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?” Sommigen van de mensen die daar stonden, hadden het niet goed verstaan. Zij dachten dat Hij om Elia riep. Jezus wist dat het nu allemaal achter de rug was en zei, zoals er geschreven staat: “Ik heb dorst.” Een van de soldaten doopte een spons in een kan met zure wijn. Hij stak die op een stok en hield hem bij Jezus’ mond.”

“Maar de anderen zeiden: “Wacht! Laten we eens zien of Elia Hem komt redden.” Toen Jezus wat van de wijn gedronken had, zei Hij: “Mijn taak is vervuld!”  Op dat moment riep Jezus: “Vader, Ik vertrouw mijn geest aan U toe!” En met die woorden blies Hij Zijn laatste adem uit. Hij boog Zijn hoofd en gaf Zijn geest over.

Op hetzelfde moment scheurde het zware gordijn voor de heilige plaats in de tempel van boven naar beneden in tweeën. De aarde sidderde en de rotsen scheurden. Graven gingen open en vele gelovige mannen en vrouwen, die gestorven waren, werden weer levend. Na de opstanding van Jezus verlieten zij de begraafplaatsen en gingen naar Jeruzalem. Daar werden zij door vele mensen gezien. De commandant en zijn soldaten die bij het kruis waren, schrokken vreselijk van de aardbeving en alle andere dingen die er gebeurden. “Deze man was werkelijk de Zoon van God!” riepen ze uit.”

De Romeinse officier begreep dat God de hand in dit alles had en zei vol ontzag: “Deze Man was werkelijk onschuldig.”

Вiд Iвана 19:17, Вiд Луки 23:26, Вiд Марка 15:21, Вiд Луки 23:27-32, Вiд Матвiя 27:33-34, Вiд Луки 23:33-34, Вiд Марка 15:25, Вiд Iвана 19:19-27, Вiд Матвiя 27:38-43, Вiд Луки 23:36-43

П'ятниця, ранок ± 9.00, Розп'яття Ісуса

І, нісши Свого хреста, Він вийшов на місце, Череповищем зване, по-гебрейському Голгофа.

І як Його повели, то схопили якогось Симона із Кірінеї, що з поля вертався, і поклали на нього хреста, щоб він ніс за Ісусом!

І одного перехожого, що з поля вертався, Симона Кірінеянина, батька Олександра та Руфа, змусили, щоб хреста Йому ніс.

А за Ним ішов натовп великий людей і жінок, які плакали та голосили за Ним. А Ісус обернувся до них та й промовив: Дочки єрусалимські, не ридайте за Мною, за собою ридайте й за дітьми своїми! Бо ось дні настають, коли скажуть: Блаженні неплідні, та утроби, які не родили, і груди, що не годували… Тоді стануть казати горам: Поспадайте на нас, а узгір’ям: Покрийте нас! Бо коли таке роблять зеленому дереву, то що буде сухому? І вели з Ним також двох злочинників інших, щоб убити.

І, прибувши на місце, що зветься Голгофа, цебто сказати Череповище, дали Йому пити вина, із гіркотою змішаного, та, покуштувавши, Він пити не схотів.

А коли прибули на те місце, що звуть Череповище, розп’яли тут Його та злочинників, одного праворуч, а одного ліворуч. Ісус же промовив: Отче, відпусти їм, бо не знають, що чинять вони!… А як Його одіж ділили, то кидали жереба.

Була ж третя година, як Його розп’яли.

А Пилат написав і написа, та й умістив на хресті. Було ж там написано: Ісус Назарянин, Цар Юдейський. І багато з юдеїв читали цього написа, бо те місце, де Ісус був розп’ятий, було близько від міста. А було по-гебрейському, по-грецькому й по-римському написано. Тож сказали Пилатові юдейські первосвященики: Не пиши: Цар Юдейський, але що Він Сам говорив: Я Цар Юдейський. Пилат відповів: Що я написав написав! Розп’явши ж Ісуса, вояки взяли одіж Його, та й поділили на чотири частині, по частині для кожного вояка, теж і хітона. А хітон був не шитий, а витканий цілий відверху. Тож сказали один до одного: Не будемо дерти його, але жереба киньмо на нього, кому припаде. Щоб збулося Писання: Поділили одежу Мою між собою, і метнули про шату Мою жеребка. Вояки ж це й зробили… Під хрестом же Ісуса стояли Його мати, і сестра Його матері, Марія Клеопова, і Марія Магдалина. Як побачив Ісус матір та учня, що стояв тут, якого любив, то каже до матері: Оце, жоно, твій син! Потім каже до учня: Оце мати твоя! І з тієї години той учень узяв її до себе.

Тоді розп’ято з Ним двох розбійників: одного праворуч, а одного ліворуч. А хто побіч проходив, Його лихословили та головами своїми хитали, і казали: Ти, що храма руйнуєш та за три дні будуєш, спаси Самого Себе! Коли Ти Божий Син, то зійди з хреста! Так само ж і первосвященики з книжниками та старшими, насміхаючися, говорили: Він інших спасав, а Самого Себе не може спасти! Коли Цар Він Ізраїлів, нехай зійде тепер із хреста, і ми повіримо Йому! Покладав Він надію на Бога, нехай Той Його тепер визволить, якщо Він угодний Йому. Бо Він говорив: Я Син Божий…

І вояки глузували з Нього: приступаючи, оцет Йому подавали, і казали: Коли Цар Ти Юдейський, спаси Себе Сам! Був же й напис над Ним письмом грецьким, латинським і гебрейським написаний: Це Цар Юдейський. А один із розп’ятих злочинників став зневажати Його й говорити: Чи Ти не Христос? То спаси Себе й нас! Обізвався ж той другий, і докоряв йому, кажучи: Чи не боїшся ти Бога, коли й сам на те саме засуджений? Але ми справедливо засуджені, і належну заплату за вчинки свої беремо, Цей же жадного зла не вчинив. І сказав до Ісуса: Спогадай мене, Господи, коли прийдеш у Царство Своє! І промовив до нього Ісус: Поправді кажу тобі: ти будеш зо Мною сьогодні в раю!

Вiд Луки 23:44-45, Вiд Матвiя 27:46-47, Вiд Iвана 19:28-29, Вiд Матвiя 27:49, Вiд Iвана 19:30, Вiд Луки 23:46, Вiд Матвiя 27:51-54

П'ятниця після обіду ± 15:00, смерть Ісуса

Наближалася шоста година, і темрява стала по цілій землі аж до години дев’ятої… І сонце затьмилось, і в храмі завіса роздерлась надвоє…

А коло години дев’ятої скрикнув Ісус гучним голосом, кажучи: Елі, Елі, лама савахтані? цебто: Боже Мій, Боже Мій, нащо Мене Ти покинув?… Дехто ж із тих, що стояли там, це почули й казали, що Він кличе Іллю.

Потім, знавши Ісус, що вже все довершилось, щоб збулося Писання, проказує: Прагну! Тут стояла посудина, повна оцту. Вояки ж, губку оцтом наповнивши, і на тростину її настромивши, піднесли до уст Його.

Інші казали: Чекай но, побачмо, чи прийде Ілля визволяти Його.

А коли Ісус оцту прийняв, то промовив: Звершилось!… І, голову схиливши, віддав Свого духа…

І, скрикнувши голосом гучним, промовив Ісус: Отче, у руки Твої віддаю Свого духа! І це прорікши, Він духа віддав…

І ось завіса у храмі роздерлась надвоє від верху аж додолу, і земля потряслася, і зачали розпадатися скелі, і повідкривались гроби, і повставало багато тіл спочилих святих, а з гробів повиходивши, по Його воскресенні, до міста святого ввійшли, і багатьом із’явились. А сотник та ті, що Ісуса з ним стерегли, як землетруса побачили, і те, що там сталося, налякалися дуже й казали: Він був справді Син Божий!

Leave a Reply